Wat doet de Stichting Internationaal Onderwijs?

Wat doet de Stichting Internationaal Onderwijs?

 

Kort historisch overzicht

De Stichting Internationaal Onderwijs (SIO) werd in 1953 op initiatief van de gemeente

Den Haag opgericht met het doel om tezamen met een Nederlandstalige school en enkele reeds bestaande internationale scholen een gezamenlijke school op te richten. Om diverse elkaar opeenvolgende redenen had deze poging geen succes. Wel bleef de stichting informatie verstrekken over internationaal onderwijs, dat tot diep in de jaren ’70 nog grotendeels in de Haagse regio was geconcentreerd.

In 1983 besloot de Rijksoverheid een drietal internationale afdelingen van Nederlandse scholen te bekostigen, resp. in Den Haag, Hilversum en Eindhoven. Eind jaren ’80 zette dit proces zich sterk door.

Vanaf toen ging SIO een landelijke rol spelen met als doelstelling het bevorderen van het internationaal onderwijs in ons land. Het opgebouwde kapitaal werd besteed aan stimulerende maatregelen ten behoeve van het toenemend aantal scholen dat internationaal primair en secundair onderwijs ging aanbieden.

Ook werd een brochure uitgebracht met informatie over de scholen. Deze beleefde een drietal herdrukken. Vanaf 1998 verscheen de informatie op internet (www.sio.nl)

 

Uitbreiding van het aandachtsveld

De verdere toename van het aantal internationale afdelingen van Nederlandse scholen gaf aanleiding het aandachtsveld verder uit te breiden. Naast het internationaal primair en secundair onderwijs richt SIO zich nu ook op het Engelstalig mbo in ons land. In overleg met daarvoor aanspreekbare organisaties en instanties krijgt bovendien het zich internationaliserende Nederlandse onderwijs aandacht.

 

Takenpakket en gesprekspartners

SIO richt zich thans op de volgende taakgebieden:

– informatieverstrekking over het internationaal onderwijs in Nederland;

– adviseren van overheden, bedrijfsleven en andere relevante partijen;

– contact met het werkveld en met organisaties die een dienstverlenende rol spelen;

– houden van bijeenkomsten over onderwerpen waar het werkveld belang bij heeft;

– materieel en immaterieel ondersteunen van onderwijsvernieuwing.

 

Belangrijkste gesprekspartners zijn de overlegorganen van de internationale afdelingen welke zijn verbonden aan Nederlandse scholen: the Dutch International Primary Schools (DIPS) en the Dutch International Secondary Schools (DISS). DIPS en DISS hebben recent gekozen voor de verenigingsstructuur. Daarbij hebben zich tevens de in Nederland gevestigde particuliere internationale scholen aangesloten.

Verder zijn er goede contacten met IB Global Centre The Hague en IVS Alliance, het samenwerkingsverband van plm. 10 Nederlandse mbo-scholen met een Engelstalige BTEC-opleiding. Voorts is er geregeld overleg met ambtelijke vertegenwoordigers van het ministerie van OCW.

 

Plannen en projecten voor de periode 2016-2020

In overleg met sleutelfiguren van de hierboven genoemde organisaties en instellingen is voor de komende jaren een beleidskader vastgesteld met de volgende ambities:

* SIO bewerkstelligt dat er in aanvulling op de door de onderwijsinspectie uitgebrachte “Staat

van het onderwijs” een vergelijkbare, periodieke “Staat van het internationaal onderwijs”

verschijnt. Voorbereiding hiervan met relevante partijen uit het werkveld;

* SIO organiseert jaarlijks of tweejaarlijks te houden conferenties ten behoeve van het

internationale onderwijs in Nederland. Qua onderwerp moet worden gedacht aan

afwisselende, in overleg met partners af te spreken thema’s met een samenbindend karakter waarvoor

– als het gekozen thema zich daartoe leent – ook zich internationaliserende Nederlandse

scholen kunnen worden uitgenodigd;

* SIO hecht belang aan de beschikbaarheid van passend onderwijs voor leerlingen met

specifieke of individuele onderwijsbehoeften. Voor zover internationale scholen daar niet

ten volle in kunnen voorzien is regionale/lokale financiële en inhoudelijke samenwerking

met Nederlandse scholen een optie die invulling behoeft.

Een voorbeeld van zo’n aanpak is de invoering van het Career Related Programme

van het International Baccalaureate Office. Samenwerking tussen internationale scholen en

ROC’s is hiervoor noodzakelijk.

SIO is voorts bereid eraan bij te dragen dat wordt voorzien in leemten die thans nog in het

onderwijsaanbod van internationale scholen bestaan;

* SIO volgt nauwlettend het rijksbeleid ten aanzien van het internationaal onderwijs en

besteedt daarbij bijzondere aandacht aan de parlementaire beraadslagingen over de

begroting van het ministerie van OCW en de rapportages van de onderwijsinspectie.

Voorts dringt SIO aan op versoepeling van rijksregelgeving waar dit noodzakelijk is om

zinvolle experimenteersituaties te realiseren en om belemmeringen in de

toetredingsmogelijkheden van internationale leerlingen en docenten te slechten.

In dit verband maakt SIO zich er sterk voor dat internationale MBO-leerlingen conform het

BTEC-model worden geëxamineerd en dat zij ontheffing krijgen van de verplichting tot het

afleggen van het examenonderdeel Nederlandse taal.

Ten slotte bepleit SIO inspectoraal toezicht op de kwaliteit van de lessen Engels in het

Nederlandse basisonderwijs;

* SIO bevordert dat er internationaal volwassenenonderwijs van de grond komt opdat

spijtoptanten alsnog hun IB/EB kunnen behalen via de reeds bestaande mogelijkheid van

deelcertificaten. Daarbij kan worden onderzocht in hoeverre een en ander via een open

onderwijscircuit is te realiseren. Dergelijk onderwijs is tevens van belang voor late

instromers uit andere landen met goede kennis van de Engelse taal. Aldus kan worden

bereikt dat zij zo snel mogelijk bij in ons land gevestigde internationale bedrijven en

instellingen aan de slag kunnen;

* SIO streeft ernaar dat de regeling voor eindexamenkandidaten VWO om in plaats van

het Nederlandse examenonderdeel Engels te kiezen voor Cambridge Engels wordt

uitgebreid met IB-Engels. Dit gezien het gelijkwaardige niveau van het IB-examen Engels;

* SIO ontplooit initiatieven die bijdragen aan de positionering van internationaal onderwijs

als aspect van regionaal vestigingsbeleid. Hierbij moet bijv. worden gedacht aan overleg

met lokale/regionale overheden wanneer er sprake is van wachtlijsten als gevolg van

onvoldoende leslokalen.